Mantelzorg
Wie minimaal drie maanden lang, minimaal 8 uur per week zorgt voor een naaste, mag zich officieel mantelzorger noemen. Overigens herkennen veel mantelzorgers zich helemaal niet in die term. Dat komt omdat de zorg voor een naaste vaak voelt als iets “wat je gewoon doet” en bovendien vaak klein begint en beetje bij beetje in omvang toeneemt. In totaal zijn er in Nederland 610.000 mantelzorgers. Als je het ruimer neemt, kom je volgens de officiële cijfers over 2014 op 4 miljoen uit. Daarvan voelt zich 1 op de 10 zwaar belast en dat percentage neemt alleen maar toe.
Achter al die cijfers schuilen mensen met allerlei verschillende achtergronden. De zorg voor hun naaste(n) is meestal onaangekondigd en ongevraagd op hun pad gekomen. Je bevalt van een kind met een beperking, je vader dementeert, je partner krijgt een beroerte of je ouders zijn ziek en dan zorg je daar gewoon voor. Omdat het bij mantelzorg altijd gaat om iemand met wie je al een sociale relatie had voordat de zorgvraag er kwam, heeft dat altijd impact, het overkomt je. Hoe dan ook “moet je er wat mee.”
De weg naar passende zorg en begeleiding loopt via een doolhof van onderzoeken en indicaties. Als je intensief voor een naaste zorgt, ben je daar meestal nauw bij betrokken. Het is vaak onzekerheid troef en als er al sprake is van een stabiele situatie, dan kan dat door allerlei invloeden van binnen- en buitenaf ook zomaar weer veranderen.
Bij het verlenen van mantelzorg spelen veel verschillende factoren een rol, zoals de ziekte of beperking van de persoon waarvoor gezorgd wordt, de financiële situatie en het WMO- beleid van de gemeente waarbinnen de zorg wordt verleend. Sommige van die externe factoren, zoals het gevoerde beleid, maar ook bijvoorbeeld het feit dat je kind, partner of ouder langdurig ziek is, zijn niet of moeilijk te veranderen. Waar je wel invloed op hebt, is de manier waarop je hiermee omgaat.
Vraagverlegenheid
Kenmerkend voor mantelzorgers is dat zij vaak geen aandacht op zichzelf willen vestigen, omdat zij menen dat zij niet degenen zijn die hulp nodig hebben. Hulp vragen kan het gevoel van autonomie en controle aantasten en gevoelens van falen oproepen. Schaamte speelt soms ook een rol, bijvoorbeeld bij vreemd gedrag als degene voor wie gezorgd wordt dementerend is, of als je kind autisme heeft en op een ongebruikelijke manier contact maakt met anderen. Het is belangrijk dat professionals niet alleen aandacht besteden aan de directe hulpvrager, maar ook hun naasten actief benaderen en hun hand naar hen uitsteken, want het risico op overbelasting is bij mantelzorgers altijd aanwezig. Overbelasting bij mantelzorgers heeft niet alleen grote gevolgen voor henzelf, maar ook voor degenen voor wie zij zorgen.
Wat betreft de ondersteuning van mantelzorgers hebben overheid en werkgevers een wettelijk vastgelegde verantwoordelijkheid. De verplichting voor gemeenten om mantelzorgers te ondersteunen is vastgelegd in de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Waar het gaat om de combinatie van mantelzorg en werk zijn er wetten als de Wet Arbeid en Zorg (WaZo) waarin het recht op zorgverlof is vastgelegd, de Wet Flexibel Werken (Wfw) en de Wet aanpassing Arbeidsduur (Waa) die de mogelijkheden voor flexibelere werktijden en werkplekken moeten vergroten. Zowel voor ondersteuning door de gemeente als voor aanpassing van werkomstandigheden geldt dat de mogelijkheden per gemeente en per werkgever erg kunnen verschillen.
Nu ben ik als psychosociaal therapeut niet zozeer gespecialiseerd in bieden van hulp bij regeltaken. De hulp die ik bied ligt op het vlak van omgaan met klachten die ontstaan door overbelasting en met bijvoorbeeld verlieservaringen.
Via eigen onderzoek en contacten met organisaties en hulpverleners ken ik inmiddels wel heel redelijk de weg als het gaat om ondersteuning bij financiële en praktische zaken, dus ik zal mijn cliënten zeker verwijzen als zij dat willen en daar baat bij hebben.
Ervaringsdeskundig ben ik ook, als moeder van kinderen met autisme en als dochter van mijn moeder, voor wie ik met name het afgelopen jaar samen met mijn broers en zussen intensief heb gezorgd. Mijn ervaringen op persoonlijk en professioneel vlak brachten mij bij mijn bijzondere interesse voor het begeleiden van mensen die professioneel of informeel hulp verlenen aan anderen. De zorg die je aan die ander biedt is altijd verbonden met wat er binnen in jouzelf gebeurt. Daarin ligt een grote kwetsbaarheid, die in combinatie met zelfreflectie en goede zelfzorg juist ook een grote kracht kan zijn. Over dat onderwerp schreef ik tijdens mijn opleiding mijn scriptie met als titel: “De mythe van de onwankelbare therapeut.”
ACT
Ik werk vanuit Acceptance and Commitment Therapy. Het is een therapievorm die steeds meer wordt toegepast en erkend als een zeer effectief behandelmodel bij allerlei klachten, waaronder angst, stress en chronische pijn. ACT kan ook heel goed preventief worden ingezet. Ik bied zowel individuele als groepstrajecten aan, waarbij ik aansluit bij dat wat er speelt bij de mensen met wie ik werk.
Mensen die onder druk staan hebben vaak de neiging om te gaan piekeren of om ongewenste gedachten of gevoelens te vermijden. ACT heeft tot doel vaardigheden te ontwikkelen die je helpen om op zo’n manier om te gaan met je gedachten en gevoelens dat er ruimte ontstaat om te doen wat voor jou écht belangrijk is.
Het ACT-model bestaat uit 6 kernprocessen, die gezamenlijk zorgen voor psychologische flexibiliteit: het actief kunnen inspelen op wat zich in je leven voordoet.
Alle zes de processen lopen in elkaar over en versterken elkaar. In een ACT-training of therapie komen ze altijd allemaal aan bod.
Acceptatie: het actief uitnodigen van vervelende gedachten, gevoelens en omstandigheden
Defusie: loskomen van je gedachten, zodat deze je minder snel zullen raken
Mindfulness: in contact komen met het hier en nu
Zelf als context: een andere, meer flexibele relatie met jezelf creëren
Waarden: ontdekken wat je werkelijk belangrijk vindt in het leven
Toegewijde actie: dingen gaan ondernemen op basis van je waarden
(Jansen & Batink, 2014)
Er is daarbij veel ruimte om nauw aan te sluiten op specifieke behoeften. De begeleidingsrelatie is gelijkwaardig, waarbij de therapeut/trainer de leiding neemt over het proces en tegelijkertijd de autonomie van de cliënt in ere wordt gehouden. Juist ook voor mensen die voor hun naaste zorgen is deze zelfbeschikking een heel belangrijke waarde. Wat ACT interessant maakt voor het werken met mantelzorgers is dat ACT heel uitdrukkelijk de context meeneemt in de begeleiding: hoe staat dat wat iemand doet in relatie tot diens sociale en fysieke omgeving.
Omdat uitgangspunt is dat gedachten en gevoelens niet direct te beïnvloeden zijn, richt ACT zich op het leren via het opdoen van ervaringen. Er is daarbij veel ruimte om nauw aan te sluiten bij specifieke behoeften en mogelijkheden. De begeleidingsrelatie is gelijkwaardig, waarbij de therapeut/trainer de leiding neemt over het proces en tegelijkertijd de autonomie van de cliënt in ere wordt gehouden. Juist ook voor mensen die voor hun naaste zorgen is deze zelfbeschikking een heel belangrijke waarde. Als je het hebt over mantelzorg, dan gaat het altijd om het contact tussen mensen en hun omgeving. Wat ACT interessant maakt voor het begeleiden van mantelzorgers is dat ACT heel uitdrukkelijk de context meeneemt in de begeleiding: hoe staat dat wat iemand doet in relatie tot diens sociale en fysieke omgeving?
Mantelzorg en ACT vormen een prima combinatie . Wil je er meer over weten, dan ga ik er graag met je over in gesprek.